Winter


[speuren in de fundamenten, barbecue op vogelkooi]


De kerststukjes had hun grootmoeder in de kelder op de richel langs de wand gezet, tussen de kopjes zonder schotel, de restanten van een keramisch huiskamerfonteintje en gestapelde sierbloempotten.
Met hun winterjacks nog aan, trokken Andrea en K.*) de kaarsen tussen hardgeworden sparretakken uit en lieten ze in het linnen tasje glijden.
Uit de la naast het fornuis rolden ze een stuk zilverpapier af — zoals ze het aluminiumfolie noemden — en staken dat in de tas tussen de kaarsen. In de la onder de keukentafel vonden ze een doosje lucifers en tenslotte zochten ze uit de kist in de bijkeuken de mooiste aardappels uit, en lieten ook die in de tas glijden.

Via de bijkeuken glipten ze het huis weer uit. De overgang van het gazon naar de achtergelegen heesters en Het Bos was vervaagd door de mist, die sinds hun aankomst over de tuin had gehangen.

Ze logeerden nu al weer enkele dagen bij hun grootouders. Martha was er deze keer zelf ook bij. Een slecht voorteken dat ze met z'n drieën waren. Ze hadden nu zo vaak meegemaakt dat ze plotseling uit Groningen vertrokken waren, dat hun aandacht bijna zou verslappen. Dat ze bijna gerustgesteld zouden rekenen dat ze ook deze keer zouden terugkeren.
Terugkeren om Andrea's pony te verzorgen, om naar school te gaan, weer bij boer Westerhof te spelen, over de Belt te dwalen en steentjes te ketsen op het water van het Van Starkenborghkanaal.

“Nu hebben we nog een rooster nodig,” Andrea bukte achter het fietsenrek, bij de ingang naar de fundamenten onder het dijkhuis. Daar, tussen het afgedankte huisraad achter het fietsenrek, herinnerden ze zich allebei ooit een verroeste vogelkooi gezien te hebben. Daarvan, of desnoods van een gespaakt wiel, konden ze een rooster voor op het vuur maken.

“Daar, een wiel!" siste Andrea op fluistertoon, ze wees voor zich uit, het schemerduister van de fundamenten in.
Meters diep roestkleurig afval, zag K.. Schaars verlicht door het gat op de plek waar de kruipruimte in hun Grootouders voortuin uitkwam.
“Is geen wiel..” fluisterde K. terug.
“Daar!" priemde Andrea in de richting van een blauwgrijze maanvorm die uit het afval stak.
“Nee man, dat is een spatbord, van een scooter of zo..”
“Neehoor, ze hadden geen scooter. Dat wiel is vast van iemand die er ooit een ongeluk mee heeft gekregen....” ze dacht even na, “ en toen wilden ze het niet meer zien.”
“Hahaha,” barstte K. uit, “Je fantaseert—”
“Sssst!" onderbrak Andrea hem, “straks horen ze dat we onder het huis lopen.”
Het vermeende wiel bleek alleen een spatbord, elk fietswrak dat er lag was wielloos.
“Hier lagen die spullen in de oorlog,” Andrea stapte een lege nis van de kruipruimte binnen, “borden met letters en tafelkleedjes.” Ze raapte een melkdop op van blauw zilverpapier.
“Nee, die lagen achter het trapgat van de kelder. De kamer hierboven, die was er toen nog niet,” wees K. omhoog.
“Hoe weet jij dat nou?" Haar stem weerklonk hol door de fundamenten.
“Die losse tree in de kelder heeft Oma laten zien. En de kelder... zit achter deze muur.” klopte K. op de wand.
“We moeten zoeken, misschien liggen ze er nog.” Ze bukte naar een opening die ook nergens toe leidde, een kleine ruimte vol aarde, zo laag dat zelfs Andrea er nauwelijks kon staan. Onder de hal schatte K..
“Borden met geheimschrift... ik wil ze zien,” speurde Andrea de zwarte aarde op de bodem af.
“Neejoh, ze konden alles teruggeven toen de oorlog voorbij was. Heeft Oma zelf verteld.” Hij leunde in de opening, “Kom nou weg daar. Er is niks.”
“Jij weet altijd alles beter...” keerde Andrea om, naar de uitgang de fundamenten uit.
“Nee, míj hebben ze meer verteld.” K. klauterde terug over het roestige fietsafval. Nergens een vogelkooi of wiel, of iets dat ook maar in de verte kon dienen als rooster om de aardappelen op te poffen in het vuur.
“Waarom hebben ze jou nou altijd weer meer verteld..”
“Nou sorry. Ik ben ouder—”
“Jij ben stom.” Ze haakte haar jas los die vastzat aan een kapotte bagagedrager.
“We zoeken een barbecue.”
“OK. Dan gaan we naar het Bos.” Andrea liep langs het hakhout, ze sloegen af naar het schuurtje en liepen via de moestuin het Bos in.

Het Bos, zoals de kinderen het noemden, was de verwilderde boomgaard achter de villa. De boomgaard lag een stuk lager dan de villa en lager dan een groot deel van de tuin, die in terrassen was aangelegd. Terrassen met hoogteverschil, omdat de woning tegen een gebied gebouwd was dat ooit als dijk fungeerde.
Op alle plekken waar het hoogteverschil zo abrubt was dat de regen de aarde zou wegspoelen, had hun grootvader muurtjes laten aanleggen. Muurtjes als in een Engelse landschapstuin uit de Romantiek. Opgebouwd uit oude bakstenen, die hier en daar verbrokkeld oogden. In de aangelegde gaten in de muurtjes plantte de tuinman kleinbloemigen, kleurige accenten in de terraswanden. Als de muurtjes niet de functie hadden gehad om de terrasgrond tegen te houden, hadden ze zeker kunnen doorgaan voor heuse follies, bouwkundige dwaasheden die de romantische tuin extra sfeer geven.

Ook het Bos bezat alle kenmerken van de negentiende-eeuwse tuincultuur. Al was dat wellicht meer ingegeven door economische motieven. Alleen al het maaien van de drie gazons, met al hun hoogteverschillen, was een dagtaak voor de tuinman. Daar bovenop kwam het werk in de borders rond de gazons, waarin altijd wel iets bloeide. Het schoffelen en snoeien van de heesters, die in al hun hoogte,- kleur- en bladverschil coulissen vormden en zo siertuin van moestuin en boomgaard scheidden.
Zodoende verwijderde de tuinman zelden dood hout uit de boomgaard. Jonge esdoorns liet hij opspringen, naast paden, op paden. Wingerd en klimop kregen de kans de boomgaard te overwoekeren. Alleen een enkele appelboom kapte de tuinman jaarlijks vrij van het groen dat zich met verwoestende wortels in het schors drong.

Tijdens de terugkerende logeerpartijen hadden Andrea en K. er elke boom, bessenstruik, elk muurtje en elk pad, hoe smal of overwoekerd ook, leren kennen. Ze wisten op welke takken je kon staan en welke bomen de minst zure appels droegen.

Nu het winter was, was het Bos leeg; alleen de Hedera vormde nog groene accenten en ook die werden door de mist teruggedrukt tot grijze streken.

“Oh kijk daar..” wees Andrea. De composthoop van takken vormde onderhand een wal langs de afscheiding met het Postkantoor en Politiebureau. tussen de takken en tot papgeworden karton lagen de wanden van de vogelkooi.
Toen het gelukt was de getraliede ramen tussen de grillig gestapelde takken uit te trekken, hadden ze eindelijk alles.

Achter een van de muurtjes, op een plek waar twee kinderen gemakkelijk aan ieders oog onttrokken bleven, bouwden ze de barbecue van stenen en potscherven. Spaanders haardhout wisten ze te vinden in de berging onder het achterterras.
“Nova Zembla.” fluisterde K., en hij stak de geknakte kaars uit het kerststukje aan.
“Wat is dat?” fluisterde Andrea, die er met haar gele capuchon met bont-rand uitzag als een van de mannen van Barentsz en De Veer.
“Daar overwinterden de helden, zei Meester.” Weg uit Groningen was het belangrijk het Groninger taalgebruik vast te houden.
“Waarom dan..?” Andrea rolde een aardappel in zilverpapier.
“Hun schip vroor vast in het ijs. Maar ze overleefden het bijna allemaal.”
Andrea knikte en legde de aardappel op de tralies van de vogelkooi.
K. liet het kaarsvet over het haardhout druipen, in de hoop dat het makkelijker vlam zou vatten.
“We kunnen druipkaarsen maken..” opperde Andrea, die de riviertjes kaarsvet over de houtsplinters volgde.
“Eerst aardappels.” vond K..
“We leggen de aardappelen op het vuur en dàn maken we druipkaarsen.” stelde Andrea.
“Oké..” hield K. de vlam onder een splinter haardhout om de barbecue aan te steken, “als jij op het vuur let, dan haal ik een fles voor de druipkaarsen...” Hij stond op, volgde een moment hoe Andrea als bijna-zevenjarige de tralies met aardappelen oppakte en op de stenen legde. Vuurtongen krulden zich om de zilveren bollen en lieten zwarte sporen na. Andrea was voorzichtig genoeg om haar wanten en mouwen buiten bereik van de vlammen te houden.
Gebukt sloop hij langs de plek waar het muurtje lager werd en sprong op het stenen trapje, dat naar de galerij tegen de hogergelegen garagemuur leidde. Via de bijkeukendeur haastte hij de garage binnen, waar hij een lege wijnfles weggriste uit de verzameling naast de deur. Even bedacht hij zich. Schoof een tuinstoel onder de gereedschapskist op de plank boven hem, klom er op en tuurde tussen de schroevedraaiers en moersleutels. Daar, een priem, met een doorzichtige plastic bol als handvat. Zonder geluid te maken schoof hij de priem tussen het gereedschap uit, en sloot het deksel van blauw hamerslag. Snel als een insluiper haastte hij zich terug naar het stenen trapje, sprong van het muurtje, om Andrea de veroverde schatten te tonen.
“Hier kun je de kaars in zetten..” overhandigde hij haar de fles, “en hiermee..” hield hij de priem omhoog, “kunnen we in de aardappels prikken.”
“Moeten we geen vork?” vroeg Andrea gefronst.
“Nee, dan vragen ze weer wat we met een vork moeten...” schakelde K. terug naar fluistertoon, “en dan komen ze kijken en dan zijn ze woest..”
“Ohja..” giechelde Andrea. Met het schepje uit de schuur groef ze een gat in het gazon, groot genoeg om de fles voor de helft te laten wegzakken. De kaars waar figuurtjes op gedrukt waren duwde ze in de hals en vervolgens pakte ze één van de dunne kaarsen om grillige sporen op het zichtbare deel van de fles te maken. Af en toe prikten ze in de aardappels. De priem stootte lang op rauwe aardappel.

Ondertussen maakte het daglicht plaats voor schemer. De wereld werd kleiner, tot de smeulende barbecue en de druipkaars het centrum vormden. In opperste concentratie staarden de kinderen naar de druipkaars en de vlammen die om de geblakerde bollen likten.
“Denk jij dat we terug—” begon Andrea plotseling, “zou ik Snowboy ooit terugzien?” Ze keek hem even aan vanonder haar bont-rand en richtte haar blik toen weer op haar druipkaars.
K. zag de donkergrijze pony voor zich, in de stal van boer Westerhof. Hij pookte met de priem in het gloeiende hout onder de bollen. Normaal liet Martha hem thuis, nam ze alleen Andrea mee als ze een onverwacht weekend naar haar ouders wilde. Een veeg teken dat ze hem nu ook meenam terwijl er geen vakantie in het verschiet lag.
“We gáán terug,” zei K. hoofdschuddend, “Dit is gewoon een vakantie. We hebben niet eens speelgoed bij ons.”
Andrea keek hem donker aan en zweeg.
Hij geloofde het zelf eigenlijk ook niet.

[ Passage uit het werk dat Petra's ten dele navertelt, gebruik makend van fictieve details, weggelaten personages, decors en een hoop bijverzonnen verzinsels etc. etc; K./Rudy is een tijdelijke naam, in de werkversie staan andere namen; vandaag (12 aug 2007) 148.213 woorden, mijn streven is daarvan na her-, her en herschrijven hooguit 80.000 te behouden]

[ top ]

Hoofdpagina weblog
Recent Archief
Jolie's hoofdpagina
tekst © Jolie, 2005-2007