potlood
[..] Je was zo verdrietig.

We zaten in de keuken en we praatten. Ik probeerde je uit te leggen dat je gewoon geweldig bent, zo goed, dat je niets mankeerde, zoals je zelf altijd maar dacht.

Ik dacht na, overwoog wat ik kon zeggen. Wat ik moest verzwijgen. Als ik je zou bekennen, 'Hoe kan ik leven zonder jou, mijn lieve Zus?' Zou ik je dan op momenten van diepe depressie en in jezelf gekeerde woede een stok geven? Een handvat om jezelf aan mij te ontnemen, mij op te dragen voor altijd te leven of te sterven, met dat grote verdriet?

En in gedachten schudde ik mijn hoofd tegen dat beeld.

Als je zou gaan, en ik zou het je nooit gezegd hebben. Hoe zou ik me afvragen, zou jij, mijn lief, gedacht zou hebben dat niemand van je hield? Zou jij mijn lief, gedacht hebben, dat jij gemist kon worden?

Je had een lijstje met banen, met sollicitatie-opties. Geprint of gekopieerd, ik kon het verschil niet zien. Je had erin omcirkeld.
Oh lieverd lieverd, schudde ik mijn hoofd. Het is toch veel belangrijker of je gelukkig bent. Werk nu eerst aan jezelf. Aan je geluk.
Werk is mijn geluk, zei je. Zonder werk kan ik niet gelukkig zijn.

Ik probeerde de bekende riedel, de Oprah-riedel, die niet onwaar is, integendeel. Eerst gelukkig zijn: wat maakt het uit, een tijdje zonder baan? Rustig kijken naar iets dat bij je past. De dingen doen die je leuk vindt. Ondertussen. De Witte Jas?
Eerst je eigen rust. Eerst je geluk. De rest volgt vanzelf. Niet omgekeerd. Dat werkt niet. Niet je geluk laten afhangen van wel of geen baan hebben.

Je keerde telkens weer terug. Naar je twijfel. Moet ik in Amsterdam blijven? Of moet ik verhuizen?
Dat is de vraag niet, probeerde ik. De vraag is: Waar ben je gelukkig. In Amsterdam? Dan moet je niet gaan.
Ben je gelukkig in Amsterdam maar ongelukkig zonder baan? Zoals je zegt? Dan moet je toch 'ongelukkig zonder baan gelukkig in Amsterdam' blijven. Je vindt hier wel iets. Echt.

Je schudde je hoofd.

Ik omhelsde je. Je arme magere schouders. Je schouderbladen. De ribben op je rug. Je ruggegraat. Oh liefste. Je mooie lange haar. Zonder jou, lieve Artep, zei ik, zonder jou kan ik toch niet leven. Wat heb ik er nu aan als je gaat verhuizen, voor een baan, en je bent zo ongelukkig dat je niet meer kunt leven?

Zorg je dan voor J., vroeg je. Je lachtte droevig. Ik vond het geen grappig grapje. Ik schudde mijn hoofd maar zei: Natuurlijk. Maar ik wil dat jij voor J. zorgt. Hij heeft JOU nodig.

Je keek me aan, je betraande blik maakte me bang. Ik maande mezelf niet bang te zijn. Je was er nog. Het kon nog alle kanten uit. Ik wreef met mijn handpalmen over je magere schouders. Je bent er nog. Je leeft. Blijf hier, dacht ik. Blijf alsjeblieft. Je leeft nog ik kan je warmte voelen. Oh, ik was zo verdrietig. Blijf. Ga toch niet.

Je begon over een bandje dat je draaide in de auto. Dan dacht je aan mij zei je. 'I can't make you love me if you don't.' Je moest het herhalen want ik begreep het niet.

Ik beet op mijn boven- en onderlip tegelijk, schudde mijn hoofd en de tranen waren groter dan mijn onderste oogleden.

Je zei dat ik alleen maar om mezelf huilde.

Ik kon niets zeggen en schudde nogmaals mijn hoofd.

Wat is mijn leven zonder jou.

Ik probeerde het gesprek te verbreden. Verbanden te leggen naar verleden, voorbeelden, rolmodellen, zegmaar. Maar wilde je niets opdringen. Zonder blijk van herkenning, wie zou ik zijn je iets aan te praten. Ik liet het liggen.

Jij vond die baan. Die je niet dacht te vinden.

Ik droomde. Dat je je make-up op deed. Ik zag ogenschaduw. Heel lichte. Je had het niet nodig. Maar je koos, ogenschaduw. En valse wimpers. Ik zag dat je ze opdeed. Je droeg ze nooit, maar die keer in mijn droom. Valse wimpers.

En ineens, in mijn droom, mijn nachtmerrie. Je hartmonitor werd ineens, een rechte lijn. Zomaar. Valse wimpers en ogenschaduw. En binnen een minuut. Een rechte lijn. Je hart stond stil. Zomaar. Jouw lieve grote hart. Jij liefste mijn enige alter ego. Mijn Artep.

De verpleegsters kregen ruzie, in mijn droom: "Make-up, deed ze op. Jullie hebben niet goed opgelet."

We hebben niet goed opgelet. Oh mijn liefste. Hoe kon je gaan.

We hebben niet goed opgelet.

En ik. ik ben nog maar half.

Altijd als ik 'wij' zeg, gaat het over jou en mij samen.

Wij hadden.. Wij speelden.. Wij zagen... Wij wisten... Wij vroegen....

'Wij' is altijd jou en mij.

Ik zal 'wij' blijven zeggen ter ere van jou. Al weet ik, dat 'wij' nooit meer 'wij' zal zijn.

ik ben ontroostbaar.


(I) listen to There's a Kingdom - Nick Cave

In Memoriam Petra
Boeken voor nabestaanden Petra Dijkman - van der Klis
Terug weblog
© Jolie 2004